Ontstaan van de naam Vreugdenhil
Hoe is dit geslacht ontstaan en wat weten wij ervan? Die vraag beantwoorden is geen eenvoudige. Er zijn bronnen die mogelijk iets met dit ontstaan, alsook met het ontstaan van de naam Vreugdenhil te maken kunnen hebben. We laten ze hier volgen. Een zekere Willem Corsen van der Vliet, geboren ca. 1505, welgeboren en negenman – dat wil zeggen lid van een college van negen – van het dorp Naaldwijk, zo blijkt uit een belasting kohier van de tiende penning van 1561, heeft een eigen boomgaard op ‘Vreuchdenhil’. Dit stuk grond moet ca. 2 1/2 morgen (ca. 2 hectare) groot geweest zijn. Ter zijde: hij en zijn vrouw, beiden 52 jaar oud, vermaken bij akte van 27 februari 1557 een rente aan de kerk en aan de Heilige Geest Armen van Naaldwijk en een perceel grond voor de bouw van het raadhuis. Dit oude raadhuis siert ook nu nog het Wilhelminaplein in Naaldwijk. In het kaartboek van Naaldwijk, tweede kwartier (1620), (Streekmuseum te Naaldwijk) zou de aangeduide boomgaard (nr. 20) liggen aan het Vreuchdenhilsche Laentgen.
Nog duidelijker wordt het een en ander weergegeven op een tekening die is aangetroffen bij een transportakte van 22 april 1634 (gemeente archief te Naaldwijk). Daaruit blijkt dat de Vreugdenhilsche Boomgaard Laan gelegen was waar nu de Willem van Hooffstraat is gelegen en wel het gedeelte tussen de Prins Hendrikstraat en de Willem de Sitterstraat. Verder blijkt daar uit dat op de noord-west-hoek van de Vreugdenhilsche Boomgaard Laan en de ‘s-Gravesandtscheweg (thans Willem van Hooffstraat en Prins Hendrikstraat) één van de weinige huurhuisjes stond in deze omgeving. Wellicht was het dit huisje waar het stamvaderlijk gezin Vreugdenhil, dat wij thans vanuit de genealogie kennen, heeft gewoond. Meer dan een veronderstelling kan dit tot op heden helaas niet zijn. Overigens is op de tekening de boomgaard, waarvan hierboven sprake is, eveneens aangegeven en thans te situeren tussen de Willem van Hooffstraat en de achterzijde van de panden van het Wilhelminaplein.
Een Hilwoning
Dan zijn er verder aantekeningen van Cornelis Goerdinck bij het Cartelarium van het Begijnhof te’s-Gravenhage, opgesteld tussen 1506 en 1513. Daarin komt voor als betaler van een zekere rente op het land in het Nieuwland, Jan Dirkszoon Vreugde, wonende op de Hil. Deze Hil bestaat nog en heeft beneden een afwatering-sluisje met een afwatering-sloot en iets verder terug de watermolen. De oorspronkelijke molen dateert van 1575. Hij is nadien herbouwd op dezelfde plek en is ook nu nog aanwezig. Overigens lag beneden aan de dijk een Hilwoning, welke vermeld staat onder meer op de landkaart van Balthasar Floris (1612). Of dit dezelfde woning betreft is niet geheel duidelijk.
Vroechdenhil *
In het Rijksarchief te ‘s-Gravenhage zijn archiefstukken van het kapittel van St. Maria op het Hof te ‘s-Gravenhage (inv.nr. 107). Drie akten daarvan betreffen des kapittelsduinen onder’s-Gravenzande. Een beknopte inhoud hiervan:
- Jan Janszoon Hondertpont, gezworen bode ‘van den Nyeuwelande ‘s-Gravesandt’ – dat wil zeggen van het Nieuwland genaamd den Andel buiten ‘s-Gravenzande – verklaart twee morgen met helm beplant te hebben, opgemeten helm, die Willem Janszoon Cuyper in 1557 in het kapittelsduin heeft doen poten (17 mei 1558).
- Jan Janszoon wonende binnen de ban van ‘s-Gravesandt op Vroechdenhil (x) geeft een dergelijke verklaring af met betrekking tot zeven morgen, die Willem Janszoon Cuyper in 1561 met helm heeft beplant (13 december 1562).
- Jan Janszoon wonende op Vroechdenhil (x) te ‘s-Gravesandt geeft nog een dergelijke verklaring af met betrekking tot drie morgen, die dezelfde Willem Janszoon Cuyper te ‘s-Gravesandt in 1561 met helm heeft beplant (13 december 1562).
(*) ‘oe’ is oude spelling; is later een ‘eu’.
Vreuchdenhilsche Boomgaard Laentje
Jan Janszoon kon zelf niet schrijven, maar alle drie de akten zijn met zijn merk getekend. Op grond daarvan is het duidelijk dat wij driemaal met dezelfde persoon hebben te doen. De bijnaam Hondertpont, die Jan Janszoon in 1558 voerde, wordt in 1562 al weer weggelaten. In een kohier van de tiende penning van Zandambacht – een belasting kohier van 1562 – (archief van de Staten van Holland van 1572, Rijksarchief te ‘s-Gravenhage, inv.nr. 1494), is Jan Janszoon terug te vinden als Jan Jansen upten Hil, die buitengors van het gemeen Nieuwland van ‘s-Gravenzande met een eind dijk in gebruik heeft ‘bij raminge groot 6 morgen met een hovel’, geboekt op een huurwaarde van 15 pond, zodat hij 1 1/2 pond als tiende penning (10%) te betalen heeft. Verder berusten er in het gemeente archief te Rotterdam rekeningen van ‘het Nieuwland buiten ‘s-Gravenzande’ over de periode 1575 tot in 1600. Daaruit valt af te leiden dat Jan Janszoon opten Hil in 1586 is overleden en dat Adriaen Joriszoon een ‘naezaet’ genoemd wordt. Hoe evenwel die familierelatie was kon helaas niet worden vastgesteld.
Tot ca. 1600 wordt de naam van Adriaen Joriszoon nog in rekeningen aangetroffen, alsook van Jannitge Jorisdochter, als pachter van twee mergen aan de Maesdijk. Helaas, meer is tot nu toe van dit geslacht niet bekend.In hoeverre dit alles iets te maken zou kunnen hebben met het geslacht Vreugdenhil dat wij thans vanuit de genealogie kennen, blijft vooralsnog onduidelijk. Wat de naam Vreugdenhil aangaat kan worden aangenomen dat dit een zo genoemde geografische naam betreft. Vermoedelijk is deze afkomstig van het Vreuchdenhilsche Boomgaard Laentje, hetzij van het ‘Vroechdenhil, binnen de ban van ‘s-Gravesandt’.
Overgenomen uit:
Het Westlandse geslacht Vreugdenhil: bijkans vier eeuwen genealogie (1985).