Frank Vreugdenhil kan niet wachten op eerste race op natuurijs

Frank Vreugdenhil – in het groen – werd in 2019 en 2020 winnaar van de Alternatieve Elfstedentocht op de Weissensee in Oostenrijk.
Genealogiecode: C XI aj.2
Door: Léon de Kort
Bron: De Telegraaf
Foto: ANP/HH

AMSTERDAM – Marathontoppers kunnen niet wachten op eerste race op natuurijs: ‘ze voelen zich weer verliefd’. Of er nu ijs ligt of niet, en de ijsvloer mogelijk is verpest door een dikke sneeuwlaag, de marathonmannen staan te popelen van ongeduld om hun kunsten te vertonen. Het is wachten op groen licht van de overheid, maar de messen worden letterlijk en figuurlijk geslepen voor de eerste wedstrijd op natuurijs. Corona roof, dat natuurlijk wel.

Wie kunnen er schitteren?
Misschien Frank Vreugdenhil wel, de 36-jarige Lierenaar die te boek staat als een pure natuurijsaanbidder. De kweker – oorspronkelijk uit het Westland, maar verkast naar het noorden – moet even nadenken over de vraag wanneer hij eigenlijk voor het laatst de schaatsen onder heeft gebonden. Want wegens corona lag het peloton van de mannen-van-de-lange-adem de hele winter tandenknarsend aan de ketting.

“Goh, dat is in december geweest, net voor de lockdown toen. Ik kan dus niet zeggen dat ik goed voorbereid ben, haha. Het heeft natuurlijk nu geen zin meer om nog keihard te gaan trainen, omdat je conditie niet in een week tijd krijgt. Gelukkig is dat bij rijden op natuurijs ook niet zo belangrijk; je moet er vooral mentaal klaar voor zijn, en je moet zorgen dat je materiaal op orde is”, zegt Vreugdenhil, die in 2019 en 2020 winnaar werd van de Alternatieve Elfstedentocht.

“Als je fit en gezond bent, kun je al ver komen”, weet de ‘plantenboer’ die in het Drentse Eldersloo een goedlopend bedrijf in de groensector leidt. “Wellicht is dat voor mij wel de voornaamste zorg”, zo denkt hij hardop. “Kijken of ik wel mijn werk kan laten liggen. Dat zal voor meer jongens gelden, mocht er een langere periode van ijs wachten en we toestemming krijgen om wedstrijden te schaatsen. Voorlopig maak ik me daar nog niet zo druk om.”