Dick Vreugdenhil is directeur Prinses Ireneschool In de Haagse Schilderswijk
Den Haag – “Ik blijf erg veel moeite hebben met allochtone ouders die al zo’n dertig jaar in Nederland wonen en nog steeds geen woord Nederlands spreken”. Het hoge woord moet er maar eens uit. Dick Vreugdenhil is directeur van de Prinses Irenebasisschool aan de Tullinghstraat, midden in de Haagse Schilderswijk. “Ik wil die categorie mannen zonder werk van de straat hebben”, zegt Vreugdenhil resoluut. “Ik heb liever dat ze hier op school zitten dan altijd maar in dat koffiehuis. En nu heb ik dus sinds het begin van dit cursusjaar twee keer per week een klas vol vaders”. Hij leidt ons naar de aula van de school waar een van de twaalf aanwezige vaders zich – onder leiding van leerkracht Errol Tutuncu – buigt over de problemen van de ‘oo’ en de ‘o’ in de woordjes ‘roos’, ‘boog’ en ‘vos’. Elke vader is met iets anders bezig, al naar gelang de inmiddels verworven vaardigheden.
Van straat
Vreugdenhil: “In de lessen komen ook zaken aan de orde die de school betreffen. Het belang van deelname aan een schoolreis of werkweek bijvoorbeeld. Ook wordt er uitgelegd waar de gemeentelijke extraatjes voor zijn die iedere uitkeringstrekker en minimumloner voor zijn kind op zijn giro krijgt. Inderdaad ja. Dat geld kunnen ze ook opmaken in het koffiehuis zonder dat iemand er naar taalt. Maar hier leren ze dat dat geld is bedoeld voor hun kinderen”.
Leerkracht Tutuncu, zelf van Turkse komaf, is net verwikkeld in een ‘klassengesprek’ met de vaders waarin hij hun belangstelling probeert te wekken voor het juiste tijdstip waarop hun kinderen naar bed moeten. In het Nederlands natuurlijk. Want dat is de verplichte voertaal tijdens de lessen.
Vaders die les willen krijgen op de Prinses Ireneschool moeten zelf kinderen op die school hebben. Vreugdenhil: “Anders zou ik de hele dag de aula wel vol kunnen zetten met vaders. Zoveel belangstelling is er. Vanmorgen nog kwam er een Tjetjeense vader vragen of er misschien een plaatsje voor hem was. Ik heb helaas ‘nee’ moeten zeggen, want hij had geen kinderen bij ons op school. Maar eigenlijk is dat een gemiste kans”.
Moeders te gast
Zijn verontwaardiging is echt en wordt vooral ingegeven door een grote betrokkenheid bij het lot van zijn leerlingen. “Het is ondanks alle mooie inburgeringscursussen de hoogste tijd dat er nu eens echt wat gaat gebeuren aan de Nederlandse taalschat van die allochtone ouders. Anders blijf je op school met de kinderen vechten tegen de bierkaai”.
Vanwege de lage drempel van zijn basisschool – ze kwamen er toch al om hun kinderen te brengen – waren de moeders al regelmatig onder schooltijd te gast om zich te laten bijspijkeren op het gebied van het Nederlands. Zoals overigens ook het geval is op veel andere scholen in de Schilderswijk. Maar de vaders? Waar bleven de vaders? Vaders zonder werk zijn veelal te vinden in het koffiehuis.
Kinderen zijn van de ouders, niet van school
In de aula van de Prinses Ireneschool zoekt de heer Toefik (58) in een werkboekje het Nederlandse woord voor de kleur van een banaan. Hij twijfelt tussen rood en groen. Toefik komt uit Algerije en woont al jaren in Nederland. De laatste twee jaar zat hij zonder werk. “Ik heb tien kinderen”, zegt hij. “Vier zijn klein. Die zitten hier op school. Samen met ze doe ik de hoofdletters van het alfabet. Mijn andere kinderen hebben allemaal goede banen”.
De buurman van Toefik is 43 jaar. Hij komt uit Marokko en woont al 20 jaar in Nederland. Van zijn vijf kinderen zitten er twee op de Prinses Ireneschool. Hij is al een tijdje afgekeurd voor werk. “Kinderen zijn van de ouders”, zegt hij. “Niet van de school. Dus moeten de ouders weten wat er op school gebeurt”.
Hij is nog niet uitgesproken of de mobiele telefoon van een mede-cursist gaat over. Die blijkt al sinds 1987 in Nederland te wonen alwaar hij periodes van werken afwisselde met periodes van uitkeringen. “Sorry”, zegt hij na afloop van het gesprek. “Ik moest die telefoon wel aannemen want het ging over een sollicitatie”.
“Bellen in de les doen we niet meer he”, verzoekt docent Tutuncu vriendelijk. Hij vertelt dat de vaders na de eerste les allemaal naar de ouderavond zijn gekomen. “Ze weten nu wat de juffrouwen en de meesters in de klas doen”.