Het lijkt een bijna bizar onderwerp om op te promoveren: demonen. Toch deed de predikant Gerrit Vreugdenhil het. In zijn onderzoek zijn nadrukkelijk de sporen zichtbaar van het verblijf van de promovendus in Chili. In dat land werd ook zijn nieuwsgierigheid gewekt naar het fenomeen demonen. Die omstandigheid kan aanleiding zijn voor nuchtere Nederlanders om te denken dat de werkelijkheid van Chili een heel andere is dan in Nederland. Wat in Chili wordt toegeschreven aan demonen, kan in ons land zonder twijfel op een andere manier worden verklaard.
Ds. Vreugdenhil heeft duidelijk gemaakt dat er in Chili inderdaad dingen aan demonen worden toegeschreven die betrekkelijk eenvoudig ook anders en beter geduid kunnen worden. Maar dat neemt niet weg dat voor de predikant de werkzaamheid van demonen een feit is. Daar ligt de kwetsbaarheid van de studie; wie in Nederland gelooft nog in geesten? En als er mensen zijn die dat nog doen, dan zeker niet in kwade geesten, in demonen.
In de reguliere psychiatrische praktijk wordt nauwelijks rekening gehouden met de mogelijkheid dat bij een patiënt demonen in het spel zijn. Dat is een uitvloeisel van de ban op het geestelijke in de samenleving. De werkelijkheid is wat ze zien, horen en voelen. Meer is er niet. En als iemand meer meent te ontwaren, dan wordt dat al snel geweten aan een psychische stoornis die verholpen kan worden met medicijnen. Want het zelfbewustzijn van mensen en hun interpretaties van alles wat er zich in en rond hen afspeelt, wordt steeds meer gezien als product van chemische processen in de hersenen. En een pilletje kan die processen sturen.
Overigens is de effectiviteit van de biologische psychiatrie geen tegenbewijs van het bestaan van ‘geesten’. De hersenen worden in hun werking beïnvloed door chemie, maar dat feit is op zichzelf onvoldoende om óók de werking van het geestelijke te weerleggen. De geest en het geestelijke zijn begrippen die zwaar onder druk staan. Ook bij christenen. Ook al belijden die de werkelijkheid van de heilige geest, of de geest van God. In de praktijk is het ook voor christenen lastig om over die geest te spreken. Het feest van de geest, het pinksterfeest, is dan ook voor veel christenen een ‘lastig’ feest.
De moeite om het over het geestelijke te hebben komt mede voort uit de visie op de mens. Die is in de westelijke wereld vooral bepaald door het materialistisch denken. Daarin is geen plaats voor zoiets vaags of ongrijpbaars als een geest. En dus verarmt het arsenaal aan woorden over het geestelijke: we kunnen het er steeds moeilijker over hebben.
Het materialistisch denken heeft een enorme vlucht genomen, zichtbaar in onderwijs, geloof, geneeskunde en zelfs in omgang tussen mensen. Toch zijn er mensen tot (bijna) in onze tijd voor wie het geestelijke een realiteit is. Een bekend voorbeeld is Dietrich Bonhoeffer (1906-1945), die een lied schreef waarvan de eerste woorden zijn: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven.’ Hij leefde en stierf in een geestelijke werkelijkheid die voor hem de ‘gewone’ werkelijkheid in een bepaald perspectief zette. Er zijn meer voor wie goede én kwade machten realiteiten zijn. De studie van ds. Vreugdenhil is niet zo bizar als gemakkelijk kan lijken.