Cootje Kramer- Vreugdenhil “Behoefte hersentraining leidde tot promotie”

Jacoba (Cootje) Kramer- Vreugdenhil loopt voldaan 29 november  2003 uit de aula van de universiteit.
Cootje Kramer – Vreugdenhil
Genealogiecode: K X f,2
Door: Redactie
Bron: Familiestichting
Foto: Familiestichting

Het is dus maar waar je voor kiest: sommige mensen gaan zich na beëindiging van hun maatschappelijke carrière volledig uitleven op hun hobby(s), anderen besluiten als een hedendaagse Marco Polo te gaan reizen en de wereld te ontdekken en dan is er ook nog de categorie van oudere mensen die – om wat voor reden dan ook – het kalmpjes aan gaan doen, in de volksmond aangeduid als ‘zij die achter de geraniums zitten’. Inderdaad, daartussen liggen wat men tegenwoordig noemt tal van andere opties. Zo kun je een boek gaan schrijven of intensief wetenschappelijk studie- en speurwerk gaan verrichten en dat afronden met het schrijven van een proefschrift, waarna je kunt voortleven als een weledelgeleerde heer of vrouwe. Voor dat laatste koos Jacoba (Cootje) Kramer- Vreugdenhil te Waalre.

Proefschrift
‘Ze begon, na haar studie Nederlands (met bijvak Geschiedenis) aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en na een jaar of dertig les te hebben gegeven in het vak Nederlands op verschillende onderwijsinstellingen in o.m. Utrecht, Amsterdam en Eindhoven medio jaren tachtig, aan haar nieuwe zelfopgelegde taak. Op 29 november j.l. verdedigde ze met succes haar proefschrift ‘Eilandbewoners, Bezetting en inundatie in drie Walcherse dorpen (Aagtekerke, Grijps- kerke, Meliskerke 1918-1950)’ in de aula van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

De Tweede Wereldoorlog
Cootje Kramer is geboren in het jaar 1930 en dus 71 jaar oud, een leeftijd waarop promoveren zo niet uitzonderlijk, maar in ieder geval opvallend is. Even opvallend is de keuze van het onderwerp dat ze voor haar studie koos. Maar als je weet dat ze geboren is in Meliskerke op het eiland Walcheren en zelf de bezetting door de Duitsers en de inundatie van het eiland heeft meegemaakt – ze zat vanaf 1943 op het gymnasium in Middelburg – wordt die keus begrijpelijker. ‘Maar’, zegt ze, ‘het gaat in mijn boek essentieel om het gedrag van de bewoners van Aagtekerke, Grijpskerke en Meliskerke gedurende de Duitse bezetting en de inundatie. Je moet je dat eens proberen voor te stellen: Meliskerke, in die jaren een dorp van zo’n 850 inwoners, krijgt er op een gegeven ogenblik in 1942 enkele honderden manschappen van de Duitse Reichs Arbeitsdienst en een flink aantal Duitse soldaten erbij. Je weet: Walcheren, aan de ingang van de Schelde die toegang tot Antwerpen gaf, vervulde strategisch een belangrijke rol in het project Atlantik Wall. Het dorpsleven veranderde er totaal door. Er wordt van Walcheren een ware vesting gemaakt met honderden bunkers in de duinen en ook in het achterland, waar zelfs vlammenwerpers worden opgesteld, schuttersputjes gegraven, loopgraven aangelegd en weet ik veel wat al meer aan verdedigingswerken.

Onder water
En hoe veranderden de levensomstandigheden niet toen in oktober 1944 geallieerde vliegtuigen met hun bommenlast eerst een gat in de zeewering bij Westkapelle, later een gat in de Nolledijk bij Vlissingen en ten slotte een gat in de dijk ten westen van Veere maakten. Langzaam loopt Walcheren voor ca. 90 procent onder water, met uitzondering van de centra in de steden en dorpen, een paar polders bij Vrouwenpolder en Amemuiden en omgeving. De mensen konden nergens meer heen. Het heeft een ongelooflijke indruk op de Walchenaars gemaakt. Zelfs nu nog hebben ze het niet over ‘de periode van na de oorlog’ maar ‘van na het water’. Men was in die dagen volledig op zichzelf teruggeworpen. Ruim een jaar – tot eind november 1945 – heeft dat geduurd.
Het Zeeuwse dialect – of Zeeuwse taal zoals sommigen vinden – doet Cootje niet zoveel. Ze vindt het wel een leuk en in ieder geval geen boers taaltje. ‘Ik heb nooit Zeeuws kunnen praten, in tegenstelling tot mijn overleden zusje Hestie. Mijn hartsvriendin destijds was de dochter van een hoofdonderwijzer en geen Zeeuwse. Thuis in de pastorie moesten we liever maar geen Zeeuws als conversatiemedium gebruiken, vonden mijn ouders. Maar ik heb altijd wel erg veel affiniteit met de mensen om mij heen gehad toen ik in Zeeland woonde.

Sociale betrokkenheid
Deze sociale betrokkenheid verklaart waarom het gedrag van de Walchenaren in Cootjes proefschrift zo centraal staat. Waren deze mensen nu ‘goed’ of ‘fout” in de bezettingstijd en in hoeverre heeft de geschiedenis de mensen in de drie Walcherse dorpen Aagtekerke, Grijpskerke en Meliskerke veranderd? Cootje Kramer merkt hierover op: Andere schrijvers hebben over dat vraagstuk – uiteraard niet beperkt tot de bewoners van deze drie dorpen – hun zegje gezegd, maar ik was en ben het nog steeds daar niet altijd mee eens; ik vind het oordeel daarover nogal wat erg gemakkelijk. Toen ik stopte met lesgeven en mezelf de vraag stelde welke hersentraining ik daarna zou kunnen volgen, dacht ik het antwoord te vinden door een studieonderzoek te gaan doen. Bijna vanzelf kwam ik toen op het onderwerp dat me persoonlijk al veel langer had beziggehouden: hoe zit dat nu met de opstelling van die Zeeuwse mensen toen ten opzichte van de Duitse bezetting en de bezetters? En zijn ze nu ontzettend veel veranderd door alles wat over ze heen kwam?’

Onderzoek
De promovenda begon haar onderzoek met het interviewen van enkele tientallen personen. Omdat de periode van de Tweede Wereldoorlog in 1985 veertig jaar eerder afgesloten was, waren de mensen die voor een gesprek in aanmerking kwamen, omdat zij de gebeurtenissen niet alleen hadden meegemaakt maar daarin ook nok een leidende rol hadden gespeeld, lang niet allemaal meer in leven. Maar Cootje trof er toch een aantal aan en van deze ‘getuigen’ kreeg ze erg veel waardevolle informatie. Vervolgens dook zij in archieven – het Algemeen Rijksarchief, het Zeeuws Archief en enkele archieven van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie om er enkele te noemen – bibliotheken en een zeer omvangrijke stapel literatuur. ‘Al doende’, geeft Cootje aan, ‘stel je vast dat als je erop wilt attenderen dat iets veranderd is, je ook moet weten en beschrijven hoe het eerst was en hoe later. Je kunt je dus niet beperken tot de periode 1940-1945, de tijd waarin de Tweede Wereldoorlog zich afspeelde. Ik moest veel en veel verder teruggaan in de tijd om bepaalde ontwikkelingen duidelijk te maken en vandaar dat in de subtitel het tijdvak 1918-1950 wordt genoemd. Bovendien kon ik Zeeuwse ontwikkelingen niet losweken van ontwikkelingen op grotere schaal, nationaal of zelfs internationaal. Dat betekent, dat de scope, het terrein waarop het door mij gekozen onderwerp ligt, steeds breder wordt. Ik zal eens een voorbeeld geven.
Wist jij dat de kinderbijslag in 1941 is ingevoerd? Nee dus. En dat in datzelfde jaar de (verplichte) verzekering tegen de kosten van ziekte van kracht werd? Dat zijn maatregelen die tot gevolg hebben dat arbeiders zich minder vijandig opstellen tegenover de bezetter. Maar ik moet dat allemaal wel uitleggen natuurlijk. Hoe zat dat nu precies met die sociale maatregelen en wat was de voorgeschiedenis. Een wetenschapper uit het noorden des lands zei pas tegen me, dat wat ik over een bepaalde ontwikkeling in het Zeeuwse had vastgelegd in mijn boek even zo goed geldt voor de regio waar hij woont. Overigens heb ik met dat interviewen enorm veel informatie verkregen en iedereen heeft me hartelijk ontvangen. Het zoeken in archieven en bibliotheken was natuurlijk een waar monnikenwerk, maar ik vond het heerlijk. En het doornemen en bestuderen van die bergen literatuur was een uitdaging van jewelste’.

Proefschrift
Waarna het proces van schrijven en schrappen, herschrijven en nog eens veranderen begon, met als uiteindelijk hoogtepunt de overhandiging van de bul na de verdediging van het proefschrift. ‘Nee, ik was niet nerveus en misschien kwam dat omdat ik zo lang voor de klas gestaan heb. Volgens mijn man Piet heb ik het op 29 november in de aula van de universiteit goed gedaan. Er zaten in de commissie ook enkele Zeeuwen, die herinneringen aan vroeger zaten op te halen, en de heer Blom, directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam, die een Zeeuwse ballade uit een dichtbundel van zijn grootvader voorlas. Of ik me nu al met al na een toch vrij hectische periode van een jaar of vijftien ‘happy’ voel? Met het proefschrift en het gevoel dat ik iets waar ik al langer over nadacht gestalte heb kunnen geven, misschien van me afgeschreven heb? Ik kan daar echt instemmend op reageren ja. Maar ik moet er nadrukkelijk aan toevoegen, dat ik dat alleen bereikt heb dank zij de steun van mijn promotor prof. dr. J. C. Hess en zijn collega prof. dr. G. J. Schutte die het karwei heeft afgemaakt omdat professor Hess ziek werd. En dank zij al die anderen die ik in het woord vooraf en op een andere plaats in mijn boek met dankbaarheid heb genoemd’.
Cootje Kramers dissertatie Eilandbewoners heeft nogal wat aandacht gekregen in de regionale en ook landelijke pers. Verder nodigde Radio Zeeland haar uit voor een lang gesprek.